Spaarnzichtlaan

In plaats van deze jeugdfoto van Harry Mulisch – mij vorige week toegestuurd door een attente bezoeker van deze site – zomaar in te voegen in mijn artikel over zijn Haarlemse huizen, heb ik besloten tot deze zijsprong. mama en harry mulischWaarom? De foto raakt mij zeer. Niet alleen biedt zij inkijk in de jeugd van mijn favoriete Nederlandse schrijver, maar ook en vooral hebben we hier een afbeelding met een ziel. Zo’n eindeloze zomer uit een nog ongebroken kindertijd met zijn diepe contrasten van licht en schaduw, twee kinderen, trots op hun dieren, de genegenheid die ze aan de dag leggen. De opname is meer dan zeventig jaar geleden gemaakt, maar is tijdloos: Harry Mulisch en zijn buurmeisje of jeugdvriendinnetje zijn daar nog ergens, in een groot gisteren dat maar niet voorbijgaat.
Wat me ook ontroert is dat dit een ogenblik van geluk geweest moet zijn voor de jonge Harry, in de periode volgend op het vertrek van zijn moeder, die stille jaren alleen bij zijn vader en huishoudster Frieda in de Spaarnzichtlaan.
Wrang is de wetenschap dat Schloempie, Harry’s teckel, enige tijd later is doodgeschoten. Citaat: ‘Niet de grootste maar wel de zuiverste liefde, waartoe ik tot de geboorte van mijn kinderen in staat ben gebleken, gold deze hond. Die liefde leidde ten slotte tot het pijnlijke soort scène, waar liefde wel vaker toe leidt. Op een dag in de tweede wereldoorlog kwam de hond niet thuis. Gedurende een etmaal, dat wil zeggen een nacht en een dag lang fietste ik door Haarlem en Heemstede, onafgebroken zijn naam roepend en zonder een straat over te slaan. Toen, in het diepst van mijn wanhoop, hoorde ik van een getuige dat hij niet meer leefde. Hij was de hertenkamp binnengedrongen en achter de herten aan gaan jagen; omdat dat de dood van die dieren kan betekenen, was de boswachter naar de aangrenzende Ortskommandatur gehold en had gevraagd of iemand de hond kon afschieten. Een of andere Feldwebel had dat toen gedaan.
Maar ik, veertien jaar oud, werd nu overweldigd door razernij. Ik ging naar het huis van de boswachter en al op de drempel begon ik tegen hem te schreeuwen. […] Huilend liep ik weg. Wat gaf het allemaal. Mijn Schloempie was voorgoed dood. Hij zou nooit terugkomen.’ (Mijn Getijdenboek, 1975, p. 51-52)
Over het politieke tintje dat genoemde scheldpartij ook had weid ik verder niet uit; wie er meer van wil weten kan ik het boek van harte aanbevelen. Maar zoveel is zeker dat ik vanwege dit soort intensiteit nog steeds een onvoorwaardelijk lezer van het werk van Harry Mulisch ben en dan ook heel verguld was met die tere foto die vorige week op mijn pad kwam.

PG

Related Images:

5 antwoorden op “Spaarnzichtlaan”

  1. Een groot gisteren dat maar niet voorbijgaat? Een ‘vandaag voorgoed’, schrijft de Mulischiaanse orthodoxie voor.
    In ernst: erg leuk om zo’n enthousiaste Mulischlezer tegen te komen.
    Vriendelijke groet,
    Rutger

  2. Om waarschijnlijk gelijke redenen koester ik het Mijn Getijden in mijn kast. Met een hartelijke groet, Henk Buis

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *