De eerste versie van dit gedicht werd niet genomineerd voor de Plantage Poëzieprijs. Omdat ik het veel beter vond dan het andere, wel genomineerde gedicht (Oostenwind), dacht ik: nu kan ik wel inpakken. Maar Oostenwind won, en ik kreeg te horen dat een jurylid van mening was dat het slot van Drinklied rammelde. Jan Boerstoel legde mij vervolgens uit wát er aan rammelde, en dat heeft mij de zaak doen herschrijven tot het volgend resultaat. Met dank dus aan Jan voor zijn ‘master class’…
DRINKLIED
O hoe de tijd kan stilstaan op het borreluur
Dankzij een derde of een vierde glas Ricard
Of Bourbon on the rocks, zo amberkleurig klaar
Die geest van onbeperkte buitenaardse duur
De hemel rimpelloos, de lage zon een muur
Van oranjeachtig licht om het terras waar
Je ten onder gaat; je bestelt er nog een paar
Wat fikse scheuten olie op je vreugdevuur
Ik herinner me hoe ik eindeloos kon drinken
Terwijl er telkens toch abrupt een eind aan kwam
Een cel of een hotelbed om in weg te zinken
Waar dan de kater wreed de fakkel overnam
Maar altijd zal ik onbevangen blijven klinken
Op een hernieuwde roes al word ik nog zo lam
PG