IM Aranka Wijnbeek

 

Op 17 mei jl. namen we afscheid van onze meer dan bijzondere vriendin Aranka Wijnbeek. Ik heb bij die gelegenheid in de aula van begraafplaats Kranenburg onderstaande brief voorgelezen, gevolgd door het gedicht Koude lente, dat haar dankzij mijn geliefde Erna kort voor haar dood op 10 mei nog ter ore was gekomen. Het deed haar wat, zo hoorde ik, en dat deed mij ook weer wat.

Bij haar graf op Bergklooster heb ik na de herdenkingsbijeenkomst het gedicht Icoon voorgedragen naar de door haarzelf gemaakte afbeelding op de rouwkaart. Ik voeg er hier een nog een veel ouder gedicht aan toe, in 1997 in opdracht van haar geschreven  ter gelegenheid van de opening van het vernieuwde Stedelijk Museum Zwolle aan de Melkmarkt. Het is toen afgedrukt op een affiche en in de hal komen te hangen. Later is het ook in de ramen van de brasserie gegraveerd. Om maar even aan te geven wat een inspiratiebron Aranka altijd voor me is geweest, en het is jammer dat haar museum – zij wás ook het museum – in oktober 2017 door brand is verwoest.
Maar de herinnering en de gedichten zijn gebleven!

 

Aranka, je bent een vriendin uit duizenden, zo goed en tegelijk onnadrukkelijk als je altijd naar me gekeken hebt. Steevast het bemoedigende antwoord op gevoelens van twijfel die me af en toe kunnen besluipen.
In vogelvlucht een aantal mooie dingen die tussen ons voorbijgekomen zijn.
De goudkleurige ganzenveer die je me hebt gegeven en die in mijn atelier voor taalkunst hangt, het lezende monniksbeeldje dat een rij boeken voor omvallen behoedt, alle magische notitieboekjes die je me in de loop der jaren cadeau hebt gedaan.
In het boekje dat je me in 2012 ter gelegenheid van mijn Franse palmen gaf heb ik trouwens het gedicht dat ik net voorlas geschreven. Het is bijna vol. Voorin schreef je op 9 februari 2012:

Chevalier Paul
vul dit boekje
met mooie zinnen
en woorden!
in vriendschap

Aranka

Het volgende boekje uit jouw koker dat ik ga volschrijven is er een met het priegelige handschrift van onze geliefde Marcel Proust op de kaft en de rug. Elke keer dat ik daarin zal schrijven zal ik aan je denken. En niet alleen dan…
Ook zal ik me blijven herinneren hoe gemakkelijk we altijd hebben gepraat tijdens de vele interviews die je me hebt afgenomen. Niet aan een half woord genoeg, maar aan een kwart woord! Het vloeide en stroomde en wervelde altijd allemaal vanzelf.
En dan onze driekoningenavonden, alle Hongaarse en andere maaltijden samen met Erna, waarbij je altijd een fles Palinka voor mij in huis haalde. En mijn manuscripten die je altijd met een rood lint erdoorheen bundelde en vervolgens van geestdriftig commentaar voorzag… Zo onvergetelijk en kostbaar dit alles.
Echt Aranka, je bent een vriendin uit duizenden – wat zal ik je missen!

Paul

 

KOUDE LENTE

Voor Aranka

Daar ga je als bloesem in regen eind april
neergedwarreld uit een appelboom
vlokkend in gapende goten
en ondoorgrondelijke putten

Gaat wat zo opgaat in de wereld niet verloren?
Het heeft er wel alle schijn van, het is alleen nog
terug te vinden in het onvindbare, alleen nog
terug te zien in het onzichtbare: onze ziel is
een punt zonder omtrek, zonder diepte
een niets op een lijn die we tijd noemen
en die ook al niet bestaat

De verwoestingen die zich niettemin voltrekken
in alle tegelijk sombere en lelieblanke sterrenstof
grenzen aan het onvoorstelbare: je lichaam ten prooi
gevallen aan de allerzwartste zwaartekracht
je brein een museum in vlammen opgegaan
in de onleesbare waarheid van het verkoolde

Ja daar ga je, bloesem, de appelboom blijft achter
met zijn kennis, goed en kwaad in het kleumend paradijs
van deze weken, net als je huis vol boeken, vol stofgoud
in de middag, heiligenbeelden pathetisch en vereenzaamd
als weemoedige herinneringen, die geesten die nooit
spoken waren, de kat voorgoed een sfinx

Straks ben je vertrokken en smaakt de zomer bitter
de zon in onze nek een klauw, de hitte een hel
in het donker van de nacht waarvan het zwijgen
overdag uur na uur blijft nadreunen
dat is de hartslag van de dood
met de onhoorbare zucht nog van
bloesem meegenomen door een koude lente

 

ICOON

Heilige Michaël, ontferm je over haar
het is te zien hoe fijn ze je handen
heeft geschreven – bijna naïef

en hoe je mededogen met haar
jouw liefderijke geestesmoeder
je melancholieke trekken siert

je rode wapenrok, de lelies die je
omhoog houdt, niet zonder vrees
het witte bloemblad te verwonden

je vleugels waarop het straks goed
vliegen is en je aureool waarin
tijdloos zonlicht gloeit – alles klaar

voor jou, aartsengel onder haar penseel
verrezen, om haar neer te vlijen
in deze stille laatste legerstede

 

MUSEUM 

                           

Architect in dienst van het geheugen. Bouwput
geslagen in de hemel. Tandkas in de stad vol
wind en bronzen liederen uit de kerktoren.
Open zenuw naast stoïcijn­se hijskraan.

En in de schemer verrees dan eerst een
tempelfront uit stilte, een pakhuis
tegen het vergeten, onbegrensd als het
heelal met zijn kristallen trappen.

Nu staat het er: tijd en ruimteschip van
Noach, in deze kuil gezonken en alleen
nog aangedreven door de motor in ons hoofd.

Maar die blijft onzichtbaar, snort
geruisloos door, hier in het marmeren
hart van jouw en mijn herinnering.

 

PG

 

 

 

Related Images: