Literair café

PICT0005
samenzwerend met letterkundig kastelein Ton Jonkers aan de bar…

In het Zwolse literair café In de Sinnepoppen (oud-Nederlands voor zinnebeelden of symbolen) is geschiedenis geschreven.  In de jaren van zijn bestaan – 1984-1998 – raakte ik bevriend met kastelein Ton Jonkers († 2010) en zijn echtgenote Tjaak, waardoor het café een tweede, en vaak ook een eerste thuis voor mij was.

In de drie onderstaande gedichten heb ik van die bijzondere band en huiselijkheid een getuigenis afgelegd, beter en beeldender dan ik nu nog in een verslag of dagboekje achteraf zou kunnen.

Verder traden er veel schrijvers en dichters op, van wie ik er verscheidene mocht interviewen: Rutger Kopland, Jean Pierre Rawie, Marcel Möring, Jeroen Brouwers, Gerrit Komrij e.a. , wat veelal uitliep op nachten doorhalen, waar Rimbaud en Verlaine nog iets van hadden kunnen leren…

En heel paradoxaal: deze kroegtijger werd in de kroeg getemd. Want ik heb mijn gezin aan In de Sinnepoppen te danken. Ik heb er mijn vrouw Erna leren kennen, en van haar is het bijgevoegde filmpje, gemaakt ter gelegenheid van het afscheid in 1998 van onze tijdloze en onvergetelijke

STAMKROEG

Wanneer ten slotte niemand er meer is. Laat
dan het uithangbord nog één keer knarsen
met in zijn lak de kat, de kaars, het raadsel.

Al zal het uit de wereld zijn, kromgetrokken
of verkoold, laat het nog één keer aan
de gevel klapperen, terwijl de voordeur

openwaait. Het raadsel zal zijn antwoord
nog eens geven: doorreis is het doel
voor ieder hier – in een glas
verdronken of betoverd tot portret

Dus één keer nog geklapper en geknars,
dat korte ogenblik van jaren, omdat
voorbij de eigenschap van alles is.

(Uit Antiek fluweel, AP, 1997)

 

KASTELEIN

Voorjaarskou. Het zijn de laatste dagen
van de kastelein, de laatste dagen voor
de kruisweg en het nieuwste hazenlied.
Schoongespoeld de lucht boven de straten
door regen, hagel, natte sneeuw.

Maar soms ook wolken van een oude
meester boven een hemelpoort vol
kolkend licht. Maart. Zijn laatste dagen
achter het mahonie met de koperen
pompen. Zijn laatste avonden boven
het verhaal naast zijn glas. Zijn tijd
eerst achteruit, dan terug weer naar
vandaag – een barst in de kalender.

En een scherf stortte langzaam uit
de stadsmuur, waar herenhuizen
groeiden en een kroeg ontkiemde.
Zich opende als houten bloemblad
vol portretten en weer sloot rondom
zijn thuis, terwijl de pompen doofden.

Voorjaarsbries. De voordeur waait
nog één keer open. Het uithangbord
klappert en knarst nog één keer
aan de gevel. Het tocht. We lopen
door de stadsmuur heen, op zoek naar
een station, een trein, een haven.

We lopen uitgewuifd door palmen langs
een verre vloedlijn. We lopen en we
wachten op de fles die hem weerspiegelt.
Omgeven door glazen en gezichten.
Vergroeid met zijn bar en zijn boek.

(Uit De stem van de herfst, 2004)

 

De doos van Passage
Café Egidius 2e van rechts

CAFÉ EGIDIUS

De jaren, ze verdwenen in mist
of liever: in koesterende nevel
het dons van wat lang had gegist
rook boven leestafel en bar

café dat na zijn sluiting bleef bestaan
de rijen nog gesloten, barkrukken
bij andere havens, op vreemde stations
we werden een kroegkaravaan

kastelein, laat horen waar je bent gebleven
ik mis het borreluur, gezelle mijn
de dood koos jou en liet ons leven

altijd gezelschap goed en fijn
al die glazen, verzen, vrinden
laat horen waar je nog bent terug te vinden

PG

(Uit de gelijknamige bundel,
zojuist verschenen bij uitgeverij Passage)

 

Related Images: