Over de poëzie van Bart Adjudant
De debuutbundel Een vers is als een vat gedestilleerd van Bart Adjudant (1960) heeft als ondertitel ‘lichte gedichten’ en verdient een van harte gebroken lans.
Want light verse of plezierdicht staat voor onvervalst vakmanschap en sluit diepgang geenszins uit. Het is conservatief waar het in een traditie staat van vormvastheid en progressief waar het altijd op zoek is naar verrassingen, plotwendingen, woordspelingen, noem maar op – ja, waarom zou poëzie geen goede grap kunnen bevatten? Zie de ‘Ballade der gehangenen’ van de grootste lyricus van de Middeleeuwen François Villon (1431-na 1461): ‘Ik ben François, wiens naam zo bont is / Parijs, dat mijn geboortegrond is / Hangt mij straks op, aan touw dat rond is / Zo leert mijn kop hoe zwaar mijn kont is.’
Van verstoktheid op dit gebied is hoe dan ook geen sprake, en er worden nog steeds nieuwe genres bij, zoals eind jaren zeventig de ‘dartele’ dactylus, ook wel het ollebolleke genaamd en korter geleden het door Drs. P. uitgevonden aquarium (abcdb, waarbij regel vier één vierlettergrepig woord is).
Verder heeft elke ‘lichte’ dichter die ertoe doet een onverwisselbare stijl en stem. We zullen het zien bij Bart Adjudant en we zagen het bij Drs. P (vernieuwend inventief, soms zelfs op een diabolische manier krankzinnig), Ivo de Wijs (cabaretesk, zeer humoristisch), Hans Dorrestijn (gortdroog en melancholiek), voormalig dichter des vaderlands Driek van Wissen (schuwde gelaagdheid en grote thema’s niet) en ook Jean Pierre Rawie wist in zijn begintijd weemoed en verdriet met een zekere luim superieur vorm te geven.
Hoog tijd om het vat gedestilleerd van Adjudant aan te slaan. Het eerste wat opvalt is hoe vaardig hij talrijke versvormen tot in de puntjes beheerst, of het nu gaat om drank en dood, eenzaamheid of erotiek. Een ollekebolle:
Mooi die term: ‘Rokjesdag’
(Eerste dag lenteweer)
Ja, Martin Bril was een
Taalvirtuoos
Ik noem het: ‘Start van het
Decolletéseizoen’
Daar ik een andere
Zienswijze koos
Briljant, dat ‘decolletéseizoen’ en die ‘andere zienswijze’, die twinkelende oogjes bij half ontblote rondingen. Deze omgang met een clou of pointe geeft de afronding van Adjudants gedichten steevast een extra hilarische stroomstoot. Ziehier een ander voorbeeld in de twee terzinen van het openingssonnet over een te vroege mondigheid/taalbeheersing van kinderen:
Zelf erger ik mij vaak onafgebroken.
Ik wil gewoon mijn rust in trein en bus.
De jeugd heeft volgens mij genoeg gesproken.
Mijn oplossing voor deze plaag is dus
om net zoals met drinken en met roken
de taal slechts toe te staan voor 18+.
Maar het is niet alles luim wat de klok slaat. De bundel sluit af met een regelrecht Kindertotenlied waar je als lezer een brok van in je keel krijgt. Hier bevindt Adjudant zich op grote hoogte en kan hij wedijveren met Hubert Korneliszoon Poot (1689-1733), die zijn verdriet om zijn kort na de geboorte gestorven dochtertje indrukwekkend sublimeert tot een vederlichte en tegelijk hartverscheurende rouwzang: ‘Daer [in de hemel] lacht en speelt het nu zoo schoon,/ Rontom den hoogsten troon;/ En spreit de wiekjes luchtigh uit,/ Door wee nog smart gestuit./ O bloem van dertien dagen,/ Uw heil verbiedt ons ’t klagen.’
Adjudant doet daar niet voor onder in onderstaand gedicht, dat geen commentaar of nadere analyse behoeft:
31 MEI
Ook dit jaar wordt het 31 mei
en dat beleef ik nooit meer onbevangen.
Al is er uiteraard veel blijven hangen,
die tijd werd in mijn hoofd één dikke brij.
Temidden van infusen en van slangen
was ademen voor jou een hels karwei,
tal van machines hielpen je daarbij
maar nooit kwam er een kleurtje op je wangen.
Zo klein, maar wat was jij een sterke meid,
wat heb je liggen knokken voor je leven.
Jij toonde wilskracht, al je pijn ten spijt,
mijn machteloosheid is me bijgebleven.
Ik weet heel goed, geen mens leeft voor altijd.
Slechts negen dagen waren jou gegeven.
(Anne Schmittmann 31 mei – 8 juni 2007)
Hierbij kun je als recensent niet anders dan wederom sprakeloos zijn…
Tot slot een kersvers, nog ongebundeld ‘aquarium’ annex schotschrift als proeve van het weergaloze kunnen van Bart Adjudant:
LIGHT-VERSEDICHTER
Een dichter spreekt in raadselen
Want dat is hoe het hoort
Dus is uw vers
Begrijpelijk
Denk niet dat het bekoort
De hedendaagse poëzie
Wijst rijm en metrum af
Wie schrijft in de
Pentameter
Graaft zo zijn eigen graf
Nee, humor in de poëzie?
Bespottelijk idee
Verdoemd zijn de
Plezierdichters
Als Drs. P
Archaïsche vormvastheid is
Ondraaglijk gedateerd
En foutloze
Grammatica
Is sowieso verkeerd
Ben ik een kind van deze tijd?
Ik rijm en dicht vormvast
En kom met dit
Aquarium
Stoutmoedig uit de kast
Chapeau!
PG
Bart Adjudant: Een vers is als een vat gedestilleerd
Uitgeverij Liverse, € 15,95