Genomineerde zin

PICT0012
Martine Helmich uit Augustusland

Kortgeleden attendeerde mijn goede vriend de dichter Tjarda Eskes mij op een aardige column van Frits Abrahams in NRC-Handelsblad. Deze ging voor een belangrijk deel over de prijs die weblog Tzum ieder jaar uitreikt voor de beste literaire zin. Dit jaar was de prijs naar een zin uit La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer gegaan. Die zin wordt verder niet aangehaald; wel komt Abrahams met een aantal andere zinnen die wat hem betreft ook bekroond hadden mogen worden. 

En zo bevindt een zin van mij zich in het goede gezelschap van fraaie tournures afkomstig van o.a. Daan Heerma van Voss (‘Elke maaltijd is lekker als je het licht genoeg dempt’) en Robbert Welagen (‘Ze zei een keer dat mijn lichaamshouding uitdrukte dat ik me niet wilde voortplanten’).

Mijn zin, die ik dadelijk zal citeren, staat in mijn laatste roman Augustusland en betreft de tirannieke collega-museumconservator van de hoofdpersoon, een mevrouw die voortdurend klikt en klaagt bij de directie, daar ook om de haverklap een goede beurt probeert te maken, poten onder andermans stoel vandaan zaagt, jankt en met deuren slaat als ze haar zin niet krijgt en een obsessieve drang heeft haar naaste collega te gronde te richten. Dat het niet alleen gaat om een personage dat is gemodelleerd naar iemand met wie ik zelf ooit heb samengewerkt, maar om een type dat veel meer voorkomt, is mij gebleken uit reacties van lezers die in Augustusland een medewerkster uit hun eigen bedrijf of instelling herkenden.

Ik denk dan ook dat mijn zin zijn nominatie te danken heeft aan een zekere herkenning. Dit is hem:

Sinds die dag kromde de achterdocht meer dan ooit haar rug, ontblootte verbetenheid haar ondertanden, verfde jaloezie haar tong zwart.  (Augustusland, p. 68)

Martine Helmich dus. Wie kent haar niet? Op bijna iedere werkvloer heb je er wel een…

 

PG

Related Images:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *