Steenkolenesperanto

Engels is een prachtige taal met een oud-Germaanse onderlaag en een Franse bovenlaag, die overal ter wereld jammerlijk verkracht wordt. Toeristenoorden in behoeftige landen leveren daar treffende voorbeelden van: ‘Joe buy my siester? I make superspecial price for joe, because joe my friend, joe the only friend I ever gèèèd…’ Of: Pssst, want make luf, mèn?’

Ook in Amsterdam word je op straat, in winkels, cafés, restaurants en hotels bij voorbaat al in een Engels suggererend koeterwaals toegesproken. Bedienend personeel, vreemdelingen, toiletjuffrouwen, dealertjes – allemaal scheiden ze voortdurend dit gruwelijke steenkolenesperanto af. Shakespeare zou in zijn graf ‘o, hold thy indecent tongues!’ uitroepen.   

Nu spreek ik een aardig mondje over de grens, maar onveranderlijk luidt mijn reactie: ‘We zijn hier in Nederland, dus gráág in het Nederlands.’

Diedemscanal wiz gèsholder…

De ellende vloeit voort uit de self fulfilling prophecy (je ziet: er is geen ontkomen aan) volgens welke je Engels nodig zou hebben om verder te komen in het leven. Een idée-fixe (hè, gelukkig: ook wat Frans) in stand gehouden door het onderwijs. Hier in den lande is Engels een kernvak, en volgens een recent onderzoek van internationale onderwijsinstelling Education First liegt het resultaat er niet om: na de Zweden zouden wij namelijk ‘het beste in Engels’ zijn. Tja, is dat echt zo of is het misschien toch meer een kwestie van mateloze zelfoverschatting (met alle krompraat van dien)?

Laatst was ik in de fraai verbouwde gashouder van Dedemsvaart om gedichten voor te dragen. Na afloop spreekt een Amerikaanse dame met een roze lint om haar strohoed mij aan: ‘Would you do me a favor, please?’ En ik voel mijn neusgaten zich alweer verwijden voor de bekende korzelige reactie. Maar dan vraagt ze of ik een gedicht voor haar wil vertalen. ‘Of kors,  I doe dèt for joe whore,’ zeg ik, ‘because joe my friend.’

PG

Related Images: