
In eerste instantie was ik de Franse vertaler van Rutger Kopland. In de eerste plaats was – en is – Rudi vooral mijn vriend, altijd aanwezig op gevaarlijke kruispunten in mijn leven, maar ook op hoogtijdagen, soms met gortdroge, naar absurdisme neigende humor, zoals de door hem zo innig omarmde patafysica waarmee hij je tot huilens toe kon laten lachen, terwijl hij zelf dan wat gespeeld onschuldig om zich heen keek.
Je zou onze vijfendertigjarige vriendschap in termen van de kinderwereld kunnen vertalen: ik was er trots op, en het raakte me diep, dat zo’n grote jongen mij belangrijk genoeg vond om mee te spelen. En spelen dat deden we: het tot op de bodem lezen en vertalen van gedichten was een met grote regelmaat terugkerend spel.
Het onderstaande gedicht van Rudi is een van de eerste die ik heb vertaald. We hebben er samen in gezelschap van Ineke, flink rokend, af en toe nippend van een borrel, op een verre winteravond aan de keukentafel in Glimmen keihard aan gewerkt. Samen zoals gezegd, want Rudi’s Frans was goed, zo goed zelfs dat hij ook kon zeggen of bepaalde versregels in het Frans wel of niet liepen.
Parfois à la vue, à la vue d’une rangée
de peupliers par exemple il se peut
que je voie comment le monde, ou à l’odeur,
l’odeur fraîche d’herbe coupée il se peut:
c’était l’été, encore et encore l’été, le monde
était grand et je vivais, mais avec l’idée
que l’homme n’existe pas. J’écrivais: D chéri,
mais j’ai mis le feu à mes lettres
un feu. D ch, comment ça va, ô comment moi je vais,
pas grand-chose de neuf ici sur terre,
ta rangée de peupliers sanglote à voix basse,
mais ça lui passera, l’herbe se meurt patiemment,
ça sent lourdement le sang,
le sang vert de l’herbe.
J’ai fait un feu,
tu trouveras des cendres à ton retour, des cendres.
–
Soms bij het zien, bij het zien van een rij
populieren bijvoorbeeld, soms kan het zijn
dat ik zie hoe de wereld, of bij het ruiken,
het ruiken van vers gemaaid gras kan het zijn:
Het was zomer, altijd weer zomer, de wereld
was groot en ik leefde, maar met het idee
dat de mens niet bestaat. Ik schreef lieve G,
maar ik stookte een vuur, met mijn brieven
een vuur. L G, hoe gaat het, hoe gaat het toch
met mij, van de aarde valt weinig te melden,
je rij populieren staat zachtjes te snikken,
maar dat gaat wel over, het gras ligt geduldig
te sterven, het ruikt zwaar naar het groene,
het groene bloed van het gras.
Ik heb een vuur
gemaakt, je vindt as als je terugkomt, as.
Bij het bericht over het overlijden van Rutger Kopland moest ik direct denken aan het onderstaande gedicht;
Tijd
Tijd – het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd
te bedenken hoe we nu leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd
we stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind
Rutger Kopland
Uit: Over het verlangen naar een sigaret
Uitgeverij G.A. van Oorschot
Amsterdam, 1e druk 2001
Weinig woorden … maar het kiezen van de goede is voorbehouden aan enkelen.
Kopland gaf ons zijn gedichten en Paul gaf Kopland zijn Franse stem.
Wat overblijft is dank: wàt een geschenk.
Harda
Beste Paul,
Een prachtig In Memoriam (en gedicht).
bvnhg
mourir pour vivre.
gecondoleerd paul.
dick
Mourir, c’est partir un peu. Un peu. Pas trop.
Gecondoleerd Paul.
Joost
Mooi, ontroerend en veelzeggend. Daar zijn weinig woorden voor nodig.