Rana Berends over het boek

Rana Berends

Schilderijententoonstelling in boekband

over de rol van de schilderkunst in het werk van Paul Gellings
(uitgesproken bij de presentatie van Augustusland op 19 april 2013)

Om in te gaan op de rol van de schilderkunst in het werk van Paul Gellings, citeer ik eerst een tekst die Paul ruim 12 jaar geleden schreef over mijn schilderijen:
‘De verwantschap tussen het werk van Rana en dat van mij is groter dan menigeen zou kunnen denken. Zij tekent gedichten, schildert verhalen, schildert gedichten, tekent verhalen. Dat doet zij op geheel eigen authentieke, onverwisselbare wijze. Waar zie je dat aan, dat onverwisselbare, dat typisch Berendsiaanse?

Raan

Je ziet het aan haar kleurstelling die vaak leidt tot een soort droomlicht. Vrolijke tinten in sferen die op zich niet vrolijk zijn. Iets onbestemds, iets onwerkelijks, momenten die je in de bestaande werkelijkheid niet gauw zult tegenkomen. Alles speelt zich af in een tijd en een ruimte die de schilderes toevoegt aan de bestaande tijd, de bestaande ruimte.’
Wat Paul destijds schreef over mijn werk, kan ik nu weer teruggeven. Inderdaad is de verwantschap tussen ons werk en ook onze werkzaamheden groot. Paul verwoordt tekeningen, hij schrijft schilderijen. Het droomlicht dat hij benoemt, het onbestemde, onwerkelijke, dat hij zo typisch Berendsiaans noemt, is ook ontegenzeggelijk Paulesk.
Gellings sleept in zijn werk de lezer mee naar een tijd en ruimte die zich afspeelt naast de werkelijke tijd en ruimte. Je wordt meegenomen in een roes, een soort lucide droom, waarin ruimte en tijd vloeibaar wordt en de werkelijkheid in een heel ander licht komt te staan. Zijn poëtische zinnen zijn stuk voor stuk kunstwerkjes. Een hoofdstuk in een boek van Paul is een complete schilderijententoonstelling.
Alleen al bij de titel “Augustusland” gaat mijn geestesoog aan het werk. Ik zie hier meteen het beeld van dor gelig gras op een zonovergoten dag. Overigens heb ik dit beeld in de afgelopen weken ook waargenomen. Door de koude schrale wind en langdurige droogte, leek maart 2013 al op augustusland. Een onbestemd, surrealistisch augustusland, want kale takken aan de bomen en een striemend koude wind kloppen niet met het beeld dat bij augustus hoort. Toch klopt dit beeld van een onbestemd, surrealistisch Augustusland wel uitstekend bij deze en ook andere romans van Paul Gellings.

boek
Omslagontwerp: Ruurd de Boer

De rol van schilderkunst komt in Augustusland op meerdere manieren tot uitdrukking. In de eerste plaats uiteraard vanwege het onmiskenbare talent van Paul, om met woorden beelden op te roepen. Het vakmanschap om een uitgebreide schilderijententoonstellingen bij elkaar te schrijven. De ene keer doen zijn beschrijvingen denken aan de beelden die de schilder Edward Hopper vastlegde. Van Amerikaanse motelkamers, benzinestations en koffiebars, waar een eenzaam figuur voor altijd in het niets staart. Een citaat deed mij daaraan denken:
‘Ik geloof dat ik daar de hele nacht zo in mijn dakkapel heb gestaan, nu eens omhuld door een vreemde, dof zoemende stilte, dan weer met de stem van Den Hartog in mijn oor. Mijn blik strak gericht op de kubus aan de horizon, alsof ik wat daar gaande was met mijn ogen kon beïnvloeden.’
Deze passage gaat halverwege over in de gedachte aan de schilderijen van Claude Monet. De kunstenaar die de impressies van een zonsopgang probeert te vangen en vast te leggen in pure kleuren:
‘Ten slotte verhief zich de zon boven het ziekenhuis waarvan de lichtjes geleidelijk verbleekten. De hemel kleurde rozerood terwijl het plantsoen beneden veranderde in één grote kwetterende volière. Nooit gedacht dat ooit een nieuwe morgen zou beginnen. De tijd kwam weer op gang.’
Op andere momenten in het verhaal kom ik terecht in het verlaten straatje dat Giorgio de Chirico schilderde, waar een meisje met een hoepel speelt en een dreigende lange schaduw de hoek omkruipt. Zo maakt Paul ook schilderijen van surrealistische verlaten straten.
‘Voor haar nu een lege straat geflankeerd door blinde muren. Bijna een abstract schilderij. Alles grijsachtig zonder aanwijsbare lichtbron. Geen verschiet.
Alle ramen in de laatste huizenblokken ogen zwart als pupillen. Op één na, in een soort landhuis dat niets te zoeken heeft in deze stadse omgeving. Het staat wijd open, met een brandende kroonluchter erachter…’
Behalve dit schilderachtige taalgebruik, speelt de schilderkunst ook letterlijk een belangrijke rol in Augustusland. Om te beginnen is het vertellend personage een tekenaar met artistieke ambities, die voor zijn broodwinning bij een educatieve dienst van het museum De Statenhof werkt en in een enorm arbeidsconflict verwikkeld raakt. Met een dergelijk decor is er niet aan te ontkomen dat de beeldende kunst een prominente rol speelt in het verhaal. Gellings neemt hierin opvattingen over beeldende kunst onder de loep. Zijn waardering voor het vakmanschap van de klassieke schilderkunst wordt afgezet tegen de meer frivole en zogenaamdd vernieuwende hedendaagse installatiekunst.
‘De naam die ze alvast had bedacht voor de nieuwe opzet van de Ruysdaelkamer –na lozing van alle suffe landschapjes, dat sprak- luidde: Het Installarium. Alles moest binnen drie jaar weg, zo deelde ze me op een ochtend bij de postvakjes mee.
Woest werd ze om mijn typering van installaties als halve badkamers en defecte hometrainers. Wederom bij Bé Willibrord kreeg ik te horen dat hij Het Installarium een reuze leuk concept vond en dat ik moest ophouden Martien zo dwars te zitten.
Voor hem en veel anderen wortelde onze controverse in botsende kunstopvattingen. Zij vernieuwend en modern, ik hopeloos ouderwets, wars van alles wat verandering inhield en extra inzet van je vroeg. Het was, zo stelde gaandeweg ook Willibrord, aan mijn eigen werk wel te zien, die uitermate conventionele verfijning die ik nastreefde in mijn schetsen en etsen en de wolkenluchten die ik af en toe ook nog schilderde. Beoogde ik geen absolute stilstand?’
De loyaliteit van Paul Gellings ligt, tot mijn grote plezier, dus duidelijk bij de schilderkunst. De rol van de schilderkunst in zijn algemeen en in Augustusland in het bijzonder, wordt duidelijk in een hoofdstuk over een museumbezoek van de hoofdpersoon met zijn dochters.
‘Even later sta ik met mijn handen op hun schouders voor het Gezicht op Delft van Vermeer. Eerst zijn ze stil. Dan zegt Paulina dat ze het mooi vindt, het licht en de schaduwen over de oude stad, de dreigende wolken in het azuurblauw erboven – alsof ze ineens heel ergens anders is, vanmiddag. Wat Tamar met een knikje beaamt.
Ik zeg dat we dankzij de schilder in een heel andere tijd naar Delft staan te kijken. Voorbij zijn dood, voorbij ons eigen leven.’
De andere ruimte en tijd die de schilderkunst ons geeft, krijgt er in deze roman nog een extra dimensie bij als het schilderij met de titel Augustusland in de collectie van de Statenhof opduikt. Maar hierover wil ik nu verder niets prijs geven. Leest u zelf maar.
Bij een expositie van mijn schilderijen schreeft Paul eens in mijn gastenboek een kernachtige tekst:
“Poezie aan de wand”
Ik laat daar nu op volgen:
“Schilderijententoonstelling in boekband.”

Related Images: