Tot drie keer toe heb ik gisteren – Landelijke Gedichtendag, 31 januari 2013 – in het Groninger Museum gedichten voorlezend bij de stemmige schilderwerken van de tentoonstelling Nordic Art een aandachtig en beschaafd gehoor tegenover me gehad.
Eén ronde was zelfs geheel uitverkocht, wat niet wegnam dat er wat ‘verstekelingen’ aanhaakten. Al met al zal ik over de hele dag tussen de zestig en zeventig man hebben toegesproken.
Het was een bijzondere ervaring, waarbij mijn regels een harmonieus amalgaam aangingen met de beelden op de doeken. En het mooie was ook dat het publiek iedere keer weer in staat bleek zich tegelijk op het schilderij en het door mij gekozen gedicht te concentreren.
Hieronder een van mijn favoriete doeken, Koud bad van Eugène Fredrik Jansson uit 1911. Ik heb er het volgende gedicht bij voorgelezen
OPENLUCHTBADBLUES
Voor Ron van den Berg
Niets weemoediger dan dit verwinterd zwembad
zo aan het einde van een zondag zonder sfeer,
niet meer licht en evenmin al donker wanneer
je plotseling die blinde vlek ziet in de stad.
Geen beter beeld van het verloren paradijs
dan dit in zichzelf gekeerd en kleumend lustoord
met zijn loketten dichtgespijkerd naast de poort
en op de bodems zelfs een laagje blad met ijs.
Alleen níet het ijs dat wordt verkocht op dagen
vol geurend groen en hoge temperaturen,
wanneer je kaartspeelt bij schaduwrijke hagen
en de zomer bijna eeuwig lijkt te duren.
Je duikt, zwemt, je laat je hier niet gauw verjagen
en ziet steeds de badman in Gods water turen.
PG
(Uit Voorbij de eerste stad, 2007)