Na die eerste keer tussen Koningsplein en Leidsekade op zaterdag 30 oktober 1982 heb ik hem vaker gezien, waarmee ik bedoel: van een afstand gadegeslagen want ik durfde hem niet aan te spreken. Wat moest ik ook zeggen? Dat ik alles van hem had gelezen, hoeveel het voor me betekende? En dan? Een schouderklopje van de Meester, zoals het vertellende standbeeld in zijn novelle Het beeld en de klok (1989) hem noemt?
Nadat ik in 1992 De ontdekking van de hemel in een wervelend en wervend leesrapport bij de Parijse uitgeverij Gallimard had aanbevolen en wellicht enig recht van spreken had, zette ik de stap nog steeds niet.
Noch op de boekenbals van 1992 en 1994, noch toen hij een keer bij de Atheneumboekhandel aan het Spui naar buiten stapte, waar ik op het punt stond naar binnen te gaan, en evenmin een kwartier later in café Luxembourg waar hij aan de leestafel zijn wijsvinger bevochtigend in een dik boekwerk zat te bladeren. Ik kruiste zijn pad ook op een zaterdagmiddag in de P.C. Hoofstraat waar hij minzaam groetend een kantoorboekhandel verliet, waar ik net naar binnen wilde om koningsblauwe inktpatronen voor mijn Parker te kopen. Weer keek ik hem na zonder een woord te zeggen. Bij de uitreiking van het eredoctoraat aan Gerrit Komrij in 2000 moedigden vrienden mij aan met hem te gaan ‘converseren’, maar ik stond daar maar wat te staan en te kijken, vol twijfels en vragen. Het is er ook die dag niet van gekomen.
Hij nodigde ook niet echt uit tot een gesprek. Niet dat hij in mijn ogen een hautaine houding had of neerkeek op het volk, nee, hij leek altijd in gepeins verzonken, hield zich op feestjes toch goeddeels afzijdig, flaneerde – bijtend op zijn pijp, borsalino schuin op zijn hoofd – met verende, bijna zwevende tred door Amsterdam, en wat ik steeds zag was een soort kosmische eenzaamheid en sereniteit waar ik alleen maar respect voor kon hebben. Ik liet hem met rust en was blij met alle boeken van hem die ik las en herlas. Ik vond hem overigens als verteller en dichter altijd op zijn sterkst. Wanneer hij al te nadrukkelijk filosofeerde of doceerde ging ik diagonaalsgewijs over de pagina’s. Ook als hij de lezer dingen voorrekende, rekende ik niet mee; altijd slecht in geweest. Maar zijn stem en zijn poëtica maakten altijd alles goed. (Vandaag, 14 oktober 2012, herlees ik het verhaal Keuring uit De versierde mens, 1957.)
Tijdens de aan Nederland gewijde Salon du Livre van 2003 in Parijs zag ik mijn kans schoon. Er was een borrel bij Gallimard waar hij ook was. Het was daar in zekere zin een thuiswedstrijd voor mij en ik ging naast hem zitten op een radiator bij een raam. Hij groette me vriendelijk en zei: ‘Kijk uit, dit ding is heet.’ Ik stelde me voor en we spraken wat over een gemeenschappelijke vriend (André Spoor). Toen gebeurde er iets raars. Hij verhief zich stram, stak zijn hand naar mij uit en zei: ‘Wij zijn uitgepraat!’ Onthutst en een beetje verdoofd stond ik ook op, schudde zijn hand en begaf me in het borrelende en kwetterende gezelschap. Maar vrijwel meteen daarna werd ik op mijn schouder getikt. Harry Mulisch: ‘Toen ik net zei: we zijn uitgepraat, was dat een vraag, ik dacht dat je al klaar met me was, maar ik zag je kijken van: wat krijgen we nou…?’ Vervolgens kwam er tussen ons een eerst ongemakkelijk, maar al snel levendig gesprek op gang, over literair vertalen, Goethe en Amsterdam-Zuid; en het afscheid aan het einde van de avond was niet minder levendig en ook hartelijk. De volgende dag troffen we elkaar nog in de halles d’exposition aan de Porte de Versailles (= de RAI van Parijs), waar ik op hem toestapte en zei: ‘Wij zijn nog lang niet uitgepraat!’
Hij lachte wat schokschouderend, misschien nog wat verlegen met het misverstand van de vorige avond, en trok een ondeelbaar moment aan zijn pijp.
Een tweede gedicht:
NECROLOGIE VAN THOTH
Bij de dood van Harry Mulisch
Er is een belangrijke god heengegaan
Thoth die een tijd rondliep op aarde
geheimen in schrift openbaarde
van de muis tot de mens, van Mars tot de maan
We hebben hem vaak niet verstaan
hoewel hij zijn klus onaangedaan klaarde
vertelde hoe hij de kosmos ontwaarde
hoe hij zelf de schepping had overgedaan
Het zwarte gat dat met zijn vertrek is geslagen
is dieper dan een wond maar kan zijn
een ingestorte ster met fantoompijn
Verhevigd door alle onbeantwoorde vragen
over verborgen betekenissen van schrijven
in een wereld waar je zelf niet kunt blijven
PG
– wordt vervolgd –