Nieuwe masterclass met Verbrande schepen

Gellings’ jongste roman Verbrande schepen: een broeierige zoektocht in het verleden en rondom een oude haven…

Hogeschool Windesheim heeft er wederom voor gekozen Paul Gellings een masterclass te laten geven aan studenten journalistiek als aanvulling op hun opleiding. De masterclass zal plaatshebben op woensdagavond 31 oktober; de vorige editie had plaats in juni en leverde, mede dankzij de flitsende samenwerking met dichter en docent Gertjan Aalders, veel onvermoed talent op. Ook deze keer zal Gellings’ roman Verbrande schepen als uitgangspunt dienen voor enige oefeningen op het gebied van de stilistiek. Alle deelnemers krijgen van Windesheim een exemplaar van het boek cadeau. Schrijver Paul Gellings staat bekend om zijn licht melancholische toon en zijn soms aan poëzie grenzende taalgebruik. In onderstaande passage blikt de verteller terug op zijn spoorloos verdwenen psychoanalyticus Baruch Cardozo :

Anderhalve maand na ons afscheid heb ik hem nog een keer ontmoet. Eind juli 1981. Hoogzomer en vroeg in de avond. Een straat vol terrassen schuin aflopend naar een brug en een gracht. Ik nader de brug, hoop aan de overkant van het water bekenden tegen te komen. Tussen de masten en de boten langs de kade doemen een man en een vrouw op.

  Zij wat jonger dan hij, welgevormd en met donkere krullen. Ze draagt een groot model zonnebril. Maar ook hij oogt jeugdig ondanks de pijp in zijn mond en zijn baard. Met zijn rode polo en een bermuda vol menievlekken ziet hij eruit als iemand die overdag een boot opknapt en het voor vanavond voor gezien houdt.

  Voordat ik de kans krijg hen aan te spreken, steken ze een terras over en gaan het donkere café erachter binnen. Ze zitten aan de bar als ik zelf in de serre ben neergestreken. Hij peinzend aan zijn pijp trekkend, zij met een spiegeltje voor een oog waarin een wimper dwarsligt. Ik vraag de serveerster het  stel aan de bar wat van me aan te bieden.

  Een minuut later zie ik Cardozo een schuimend vaasje naar me heffen. 

  Hij glimlacht. ‘Heb ik dat aan jou te danken?’

  Zij heeft haar zonnebril weer opgezet. Ze vragen niet of ik er bij kom zitten. Ze komen niet naar mij toe. Laat staan dat er een etentje met zijn drieën in zit. Hoe graag ik het ook wil, ik durf niet op hem af te stappen.

  Ik reken af en steek bij het verlaten van het café mijn hand naar hem op. Hij knikt me vriendelijk toe vanaf zijn barkruk, zoals alleen hij dat kan. Daarna heb ik hem nooit meer gezien.

 

 

 

Related Images: