En waar was het allemaal om begonnen op 29 november 2012? Juist – om een flitsmenigte! Ziehier de beelden en klanken van die bijzondere namiddag in de bibliotheek Zwolle, en nogmaals het gedicht. Gelukkig 2013.
MAGIE
Hoor hoe er zomaar ineens een verhaal
kan beginnen met een ritselend blad
in deze magische burcht, deze stad
opgetrokken uit gedachten en taal.
Let op het eigen leven van de boeken,
dat zo aangenaam behekste papier
dat je verleidt en je buiten het hier
en het nu naar iets anders doet zoeken.
Vergeet het geschreeuw in de straten
of de dogma’s gestold in je hoofd
waarin je al te lang hebt geloofd –
maar sta toe dat de pagina’s praten
want als niets of niemand tevoren laten
zij je beleven wat je ooit was beloofd.
De verteller van mijn nieuwe, in april 2013 bij Uitgeverij Passage te verschijnen roman, een tekenaar en tegelijk museumconservator, heeft vanwege minder prettige ervaringen in de zomer altijd op gespannen voet gestaan met dit seizoen, maar hij herinnert zich één zomer die in heftigheid alle andere heeft overtroffen. Zijn vrouw in kritieke toestand in het ziekenhuis, groeiende vijandigheid op zijn werk en de vraag: hoe straks in m’n eentje verder met twee kleine kinderen, zonder toekomst?
Een verhaal over medisch falen, haat, jaloezie, opportunisme, botsende artistieke opvattingen in de museumwereld en pogingen te overleven tijdens een zomer waarin werkelijk alles tegenzit. Ook volgt de lezer bij tijden een mysterieuze wandelaarster door een niet minder mysterieuze landstreek. Vijftien jaar later kijkt de hoofdpersoon op dit alles terug vanuit een onbestemd gevoel van rouw en gemis waar hij al vertellend steeds meer inzicht in verwerft.
Een confrontatie tussen broosheid en slechtheid, tussen een man die op het punt staat alles te verliezen en een vijandig werkklimaat, die wellicht enige herkenning zal opleveren. Wordt vervolgd.
Met de Bibliotheek Zwolle heb ik altijd sterke banden gehad. In 1987 had ik er onder leiding van Tom van Deel samen met Rutger Kopland een forumdiscussie over poëzie vertalen en in 2005 voerde ik in het bibliotheekcafé campagne voor het stadsdichterschap van Zwolle, een smadelijke avond waarop niemand zich aan mijn zijde wenste te scharen – maar ik ben toch uiteindelijk zegevierend uit de strijd gekomen… Ik heb in deze bibliotheek nog veel vaker opgetreden en voorgelezen, altijd even hartelijk ontvangen, en in 2007 kwam mijn gedicht Magie (zie onder en ook ‘portfolio’ op deze site) op een prominente plek in de intredehal te hangen. Binnenkort – 29 november, 15.30 uur – treed ik er weer op. Iedereen is welkom. Wie wil komen op 29 november en daarover contact opneemt met Geert van der Wal (G.van.der.wal@bibliotheekzwolle.nl) wacht bovendien een spectaculaire verrassing. Hopelijk tot daar en dan. Voor nu veel luister- en leesplezier! PG
MAGIE
Hoor hoe er zomaar ineens een verhaal
kan beginnen met een ritselend blad
in deze magische burcht, deze stad
opgetrokken uit gedachten en taal.
Let op het eigen leven van de boeken,
dat zo aangenaam behekste papier
dat je verleidt en je buiten het hier
en het nu naar iets anders doet zoeken.
Vergeet het geschreeuw in de straten
of de dogma’s gestold in je hoofd
waarin je al te lang hebt geloofd –
maar sta toe dat de pagina’s praten
want als niets of niemand tevoren laten
zij je beleven wat je ooit was beloofd.
Hogeschool Windesheim heeft er wederom voor gekozen Paul Gellings een masterclass te laten geven aan studenten journalistiek als aanvulling op hun opleiding. De masterclass zal plaatshebben op woensdagavond 31 oktober; de vorige editie had plaats in juni en leverde, mede dankzij de flitsende samenwerking met dichter en docent Gertjan Aalders, veel onvermoed talent op. Ook deze keer zal Gellings’ roman Verbrande schepen als uitgangspunt dienen voor enige oefeningen op het gebied van de stilistiek. Alle deelnemers krijgen van Windesheim een exemplaar van het boek cadeau. Schrijver Paul Gellings staat bekend om zijn licht melancholische toon en zijn soms aan poëzie grenzende taalgebruik. In onderstaande passage blikt de verteller terug op zijn spoorloos verdwenen psychoanalyticus Baruch Cardozo :
Anderhalve maand na ons afscheid heb ik hem nog een keer ontmoet. Eind juli 1981. Hoogzomer en vroeg in de avond. Een straat vol terrassen schuin aflopend naar een brug en een gracht. Ik nader de brug, hoop aan de overkant van het water bekenden tegen te komen. Tussen de masten en de boten langs de kade doemen een man en een vrouw op.
Zij wat jonger dan hij, welgevormd en met donkere krullen. Ze draagt een groot model zonnebril. Maar ook hij oogt jeugdig ondanks de pijp in zijn mond en zijn baard. Met zijn rode polo en een bermuda vol menievlekken ziet hij eruit als iemand die overdag een boot opknapt en het voor vanavond voor gezien houdt.
Voordat ik de kans krijg hen aan te spreken, steken ze een terras over en gaan het donkere café erachter binnen. Ze zitten aan de bar als ik zelf in de serre ben neergestreken. Hij peinzend aan zijn pijp trekkend, zij met een spiegeltje voor een oog waarin een wimper dwarsligt. Ik vraag de serveerster het stel aan de bar wat van me aan te bieden.
Een minuut later zie ik Cardozo een schuimend vaasje naar me heffen.
Hij glimlacht. ‘Heb ik dat aan jou te danken?’
Zij heeft haar zonnebril weer opgezet. Ze vragen niet of ik er bij kom zitten. Ze komen niet naar mij toe. Laat staan dat er een etentje met zijn drieën in zit. Hoe graag ik het ook wil, ik durf niet op hem af te stappen.
Ik reken af en steek bij het verlaten van het café mijn hand naar hem op. Hij knikt me vriendelijk toe vanaf zijn barkruk, zoals alleen hij dat kan. Daarna heb ik hem nooit meer gezien.
Op vrijdag 7 september jl. vierde Joop van Ommen (62) zijn 25-jarig jubileum als directeur van de WRZV-hallen in Zwolle. ZV staat voor zaalvoetbal, maar in feite gaat het – voor wie Joop niet kent – natuurlijk om de daar gevestigde Herberg, de dak- en thuislozenopvang waarvan Joop al meer dan twintig jaar de drijvende kracht is. De krant die daarbij hoort is inmiddels van DaklozenkrantHerbergkrant gaan heten en is uiterlijk, inhoudelijk en redactioneel van een opmerkelijk hoog niveau. Kopen dus, zeg ik tegen iedereen die er iemand mee ziet staan bij een supermarkt of in een winkelstraat!
Terug naar Joop. Als ik zijn leven zou moeten samenvatten, dan zou ik het Het sprookje van de goede taxichauffeur noemen. Hij heeft dat beroep lang uitgeoefend en zo de straat en de stad als geen ander leren kennen, en zich er nooit bij neergelegd dat diezelfde straat en stad het enige thuis waren voor hen die het leven uit de koers had geblazen.
Het sprookje heb ik nog niet geschreven, wel een op Le bateau ivre (‘De dronken boot’) van Arthur Rimbaud geïnspireerd gedicht, met als thema: afglijden en thuiskomen (in De Herberg!). Het zal begin november verschijnen in een door Erna Ekkelkamp in opdracht van woningcorporatie Beter Wonen Vechtdal samengestelde canon van De Herberg, en het is uiteraard aan Joop opgedragen. Hieronder is het alvast te lezen.
BALLADE VAN DE HERBERG
Voor Joop van Ommen
Al zo veel jaren zoekend naar een herbergier
troffen we aan het einde van een lange weg
iemand die ons zonder vragen naar de plek bracht
waar we ons verhaal probeerden te begrijpen.
Maar wanneer het ooit begon is niet te zeggen.
Er waren tekens van schimmel en betonrot
onder ons schedeldak en in onze levens,
die we verborgen, ontkenden of negeerden.
Levenspartner, kind en vriend en baas vervaagden;
alleen nog schimmen in de verlaten kamers
die zich met kapotte vuilniszakken vulden,
het stinkende gezelschap van vergooid bestaan.
Restte nog het huis dat allang geen thuis meer was;
niet meer dan een samenraapsel van wat muren,
een afgesloten telefoon, geen gas, geen licht,
nachten in een krul om een gedoofde kachel.
Niemand weet precies wanneer we zijn vertrokken;
een stem zei: ‘Die woning is niet meer te kraken.’
En plots lag daar de straat tot aan de horizon,
een rouwrand, een vergeten spooremplacement.
De een bouwde kaartenhuizen in portieken,
hazenlegers in het struikgewas van parken,
logeerde in hotel De blote Hemel waar
hij onder de verkeerde sterren wakker lag.
De ander zoog de geest van vruchtvlees uit een fles,
waarna zijn eigen geest zijn hoofd al snel verliet,
dubbelziende ogen die de grauwe rimboe
van de straten kleurden met een penseel van pijn.
En jij prikte naald na naald in het koningsblauw
van je langzaam tot kippenpoot gekrompen arm.
Je netvlies werd een mozaïek, je kreeg het warm
en toen weer koud in de tunnels naar de morgen.
En ik knokte om een sigaret of leugens;
ik verloor een oor, een oog, mijn slaapplaats onder
de bruggen. Gehavend als een kater trok ik
verder, blij met elke mistbank in mijn denken.
Uit die mist ten slotte heeft hij ons allen
opgedregd en meegenomen, hij die ineens
de elektrische deken van onderkoeling
van ons aftrok vlak voor het einde van de weg.
Waar we ons verhaal probeerden te begrijpen,
iedere stap van onze voeten – niet van ons –
tot aan ons wakker worden op een veldbed hier,
de goot, de stoep ontstegen, in een geur van soep.
De een is zijn naam kwijt, zijn taal ook en zijn land,
de ander is nog in zijn eigen lijf verdwaald.
Ik mis nog steeds een oog, een oor, jij kind en vrouw,
maar toch hebben we nu een herberg, en een krant.
Vanavond op de kaart gezien waar ik het kind van ben. Hoe groot het is.
Wie niet begrijpt wat eenzaam is moet daar een keer uit dwalen gaan. Liefst na de laatste tram.
Pleinen over, waar portieken gapen, stapels erkers zij aan zij verrijzen in de nacht – was Kafka architect geweest, dan had hij dit bedacht: toekomst veranderd in verlatenheid. Nieuw in oud.
Wie niet begrijpt wat eenzaam is moet daar een keer uit dwalen gaan. Of thuis onder de lamp.
PG
Al vele jaren leidt dit gedicht een eigen leven. Het is meermalen opgenomen in bloemlezingen (o.m. in Amsterdam, de stad in gedichten, Guus Luijters, red., 521 uitgevers, 2001), heeft zelfs twee keer in Het Parool gestaan, de laatste keer nog op 3 augustus jongstleden, en het heeft enige jaren geleden al een plaats gekregen op de website Geheugen van Plan Zuid (voorheen Zuidelijke Wandelweg). Rivierenbuurt dus, dat ik ergens in de verre nazomer van 1994 heb geschreven aan de bar van voormalig literair café In de Sinnepoppen.
Niet dat ik vanuit een soort romantische mythevorming de illusie heb dat je als schrijver beter werkt in de kroeg, maar eenvoudigweg omdat het die septemberavond in mij opwelde. Ik had het jaren in mij meegedragen, en daar kwam het eensklaps tevoorschijn. Ik geloof dat ik het ook in één streep op papier heb gezet, in een rafelig notitieboekje of een oude zakagenda.
Geografisch of topografisch ligt het centrum van dit gedicht in het grensgebied van Amsterdam-Zuid, waar Victorieplein en Vrijheidslaan vervloeien met elkaar, daar bij die duistere arcaden, bij die inmiddels opgeheven tramhaltes die in de oorlog als verzamelplaats voor joodse buurtbewoners hebben gediend.
Al die elementen zitten erin, voor mij althans als eerste lezer van mijn eigen gedicht. Het is me des te dierbaarder daar het de opmaat is geweest tot veel meer gedichten over Zuid en de boeken Zuidelijke Wandelweg en De zomer van Icarus, maar mocht dit gedicht het enige zijn dat op den duur zal overblijven van mijn werk, dan ben ik dik tevreden.
Woensdag aanstaande (22.VIII.2012) lees ik samen met Anton Brand voor op het Noorderzonfestival in Het Paleis, Boterdiep 117, in Groningen, bij Uitgeverij Passage. Aanvang: 17.00 uur.
Bij deze alvast wat beeld en geluid, goed te bekijken en te beluisteren zo rond middernacht, maar ieder denkbaar moment is er natuurlijk geschikt voor. Op de pagina over Verbrande schepen staat een iets langere versie. De maker hiervan is mijn zwager Henk Overweg.
In eerste instantie was ik de Franse vertaler van Rutger Kopland. In de eerste plaats was – en is – Rudi vooral mijn vriend, altijd aanwezig op gevaarlijke kruispunten in mijn leven, maar ook op hoogtijdagen, soms met gortdroge, naar absurdisme neigende humor, zoals de door hem zo innig omarmde patafysica waarmee hij je tot huilens toe kon laten lachen, terwijl hij zelf dan wat gespeeld onschuldig om zich heen keek.
Je zou onze vijfendertigjarige vriendschap in termen van de kinderwereld kunnen vertalen: ik was er trots op, en het raakte me diep, dat zo’n grote jongen mij belangrijk genoeg vond om mee te spelen. En spelen dat deden we: het tot op de bodem lezen en vertalen van gedichten was een met grote regelmaat terugkerend spel.
Het onderstaande gedicht van Rudi is een van de eerste die ik heb vertaald. We hebben er samen in gezelschap van Ineke, flink rokend, af en toe nippend van een borrel, op een verre winteravond aan de keukentafel in Glimmen keihard aan gewerkt. Samen zoals gezegd, want Rudi’s Frans was goed, zo goed zelfs dat hij ook kon zeggen of bepaalde versregels in het Frans wel of niet liepen.
Parfois à la vue, à la vue d’une rangée de peupliers par exemple il se peut que je voie comment le monde, ou à l’odeur, l’odeur fraîche d’herbe coupée il se peut:
c’était l’été, encore et encore l’été, le monde était grand et je vivais, mais avec l’idée que l’homme n’existe pas. J’écrivais: D chéri, mais j’ai mis le feu à mes lettres
un feu. D ch, comment ça va, ô comment moi je vais, pas grand-chose de neuf ici sur terre, ta rangée de peupliers sanglote à voix basse, mais ça lui passera, l’herbe se meurt patiemment, ça sent lourdement le sang, le sang vert de l’herbe.
J’ai fait un feu, tu trouveras des cendres à ton retour, des cendres.
–
Soms bij het zien, bij het zien van een rij populieren bijvoorbeeld, soms kan het zijn dat ik zie hoe de wereld, of bij het ruiken, het ruiken van vers gemaaid gras kan het zijn:
Het was zomer, altijd weer zomer, de wereld was groot en ik leefde, maar met het idee dat de mens niet bestaat. Ik schreef lieve G, maar ik stookte een vuur, met mijn brieven
een vuur. L G, hoe gaat het, hoe gaat het toch met mij, van de aarde valt weinig te melden, je rij populieren staat zachtjes te snikken, maar dat gaat wel over, het gras ligt geduldig te sterven, het ruikt zwaar naar het groene, het groene bloed van het gras.
Ik heb een vuur gemaakt, je vindt as als je terugkomt, as.
En nu met het filmpje, kwalitatief – in tegenstelling tot lied en zang – niet geweldig…
(P.S. In het vorige bericht staat nog een ander, beter filmpje, alleen zonder begin – )
SPINHUISBRUG
Er leidt een brug naar de Spiegel en terug
twee lichte bogen, een lage en een hoge
samen een mond, die heel even zucht
Twee witte wegen over het water
naar een wereld van dromen
een statige burcht bezield met theater
Er leidt een brug naar de Spiegel en terug
twee lichte bogen, een lage en een hoge
samen een letter, geschreven in de lucht
Maar wat betekent dat sierlijke teken
welk beeld ligt daarin toch besloten
en wil door ons worden bekeken
Is het nu het veranderd gezicht van de gracht
de donkere diepte heel anders gezien
of de nieuw verbonden oevers misschien
Er leiden twee bogen naar de Spiegel en terug
wanneer ik ervoor sta, treft dit mij het meest
deze brug is er altijd geweest
Feitelijk is het lied op drie locaties gezongen: aan de voet van het Maagjesbolwerk, bij de Kamperpoorterbrug, bij het Pelserbrugje en ten slotte, inderdaad op locatie, bij de Spinhuisbrug. De bedoeling was dat De Koor zich op die laatste brug zelf zou posteren, maar het onberekenbare, vlagerige weer maakte dat onmogelijk. Zoals liederen op welluidende wijze over water kunnen galmen, zo gemakkelijk verwaaien ze in wind, aldus componiste en dirigente Mip van der Heide, die het gedicht van Paul Gellings onder de foto toonzette (filmpje met geluidsopname komt in volgend bericht). Voor wie de krachtige en prachtige muziek van Mip wil beluisteren is er een cd van De Koor, met alles wat op 16 juni in Zwolle ten gehore is gebracht, en nog meer. Zie voor aanschaf: www.projectendekoor.nl en bruggen.projectendekoor.nl.
SPINHUISBRUG
Er leidt een brug naar de Spiegel en terug
twee lichte bogen, een lage en een hoge
samen een mond, die heel even zucht
Twee witte wegen over het water
naar een wereld van dromen
een statige burcht bezield met theater
Er leidt een brug naar de Spiegel en terug
twee lichte bogen, een lage en een hoge
samen een letter, geschreven in de lucht
Maar wat betekent dat sierlijke teken
welk beeld ligt daarin toch besloten
en wil door ons worden bekeken
Is het nu het veranderd gezicht van de gracht
de donkere diepte heel anders gezien
of de nieuw verbonden oevers misschien
Er leiden twee bogen naar de Spiegel en terug
wanneer ik ervoor sta, treft dit mij het meest
deze brug is er altijd geweest
Begonnen met voordracht van een hoofdstuk uit Verbrande schepen; daarna discussie over stijl en stijlkeuzes – aankomende journalistes en journalistes bleken zeer goed onderlegd te zijn! Vervolgens interactieve opdracht: het stileren van een kleurloze beginzin. De meesterstukjes van Trea, Jan en Jeroen werden bekroond met een exemplaar van De zomer van Icarus .
Beginzin: Gisteravond was ik laat nog in de stad. De sfeer en het weer waren niet goed.
Dieneke: Gezelligheid ten top gisteravond. De sfeer was goed, bier in overvloed, het is erg laat geworden.
Angenieta: Het regent. Achter mij hoor ik geschreeuw. Ik zie niemand. Achter mij alleen donkere en verlaten straten.
Alette: Het is laat. De stad voelt koud en kil aan. Een lange schaduw valt op de grond.
Jan Jaap: Achteromkijkend liep ik zo snel mogelijk van flikkerende lantarens naar droge portieken.
Melanie: Het is donker. De straten in de stad zijn leeg. Het regent pijpenstelen en ik wil naar huis.
Trea: Ik hoor slechts mijn eigen voetstappen echoën door de straat. Onzichtbare ogen volgen mij vanuit het natte struikgewas.
Jan: De motdruppels verdunnen de rode smaak van ijzer. De tweede klap zag ik komen, als laatste.
Gabriella: De laatste bus was al weg. Molotovcocktails knalden langs mijn oren. 2-0 had Nederland verloren.
Hilke: Verloren sjokte ik vannacht door de stad. Volkomen mistig in die grimmige steegjes daar.
Jessie: Dikke druppels vallen onaangenaam op mijn gezicht. Schichtig kijk ik in de duistere straten om mij heen.
Sigrid: Als een zwerfhond dwaal ik door de nacht. Storm en onheil hangen naderend in de lucht.
Anne: In het schemerlicht sloegen de kerkklokken elf keer. Doordrenkt door de vallende zware regen ging ik naar huis.
Matthijs: Doordrenkt door regen in de donkere stad had ik het gevoel mijn laatste wandeling te maken.
Jeroen: Wakker wordend ruik ik het direct: zwartgebakken frites, het brengt die fatale avond terug.
Mireille: Het plensde gisteravond. Vanonder mijn paraplu hoorde ik ze roddelen over mijn te grote rode regenjas.
Dennis: De klok slaat. Twaalf korte tikjes lijken zich als lange halen over de kille nacht te verspreiden.
André: De stad is dicht en alleen voor mij nog open. Natte bladeren waaien aan mijn even natte broekspijpen voorbij.
Chris: Ik ben de laatste op straat vandaag. Ik voel me koud, moe en gebroken.
Ilona: De uitsmijter duwt me hard in mijn rug. Buiten is de lucht koud en zwart. Met mijn ogen dicht schuifel ik weg.
Stefan: Gesloopt slenter ik het stadion van Charkov uit. Duizenden verzopen oranjefans in mineur naar huis.
Elin: Troosteloze regen. Een prima weergave van de gezelligheid gisteravond. Het was te laat.
De brug bij Avignon is beroemd, maar sinds kort kent ook Zwolle een spectaculaire brug, de Spinhuisbrug, die het bejubelen waard is. Alle aanleiding voor het Zwolse koor De Koor op 16 juni 2012 het project Bruggen te lanceren.
Waar water een barrière kan zijn, legt De Koor met Bruggen de muzikale verbinding tussen de verschillende oevers van de Zwolse stadsgrachten. De Koor zal a capella, als ook in samenwerking met drie musici uit het HanzeOrkest, op cello, contrabas en altviool, een toepasselijk repertoire ten gehore brengen. Speciaal voor de nieuwe Zwolse parel over de Achtergracht is door Paul Gellings een gedicht geschreven, dat door dirigente Mip van der Heide op muziek gezet is. Verder zal het optreden van De Koor worden opgeluisterd door een bijzondere performance act.
Na het muzikaal kleuren van de provincie Friesland in 2009, het doen herleven van de Hanzeroute in 2010, een wandeltocht langs drie bijzondere Zwolse stadstuinen in 2011 zal de Koor op 16 juni 2012 met haar optreden de Bruggen van Zwolle laten schitteren.
We nemen u graag mee op onze culturele omzwerving van 2012.
Voor meer informatie: www.projectendekoor.nl en bruggen.projectendekoor.nl.
Het programma:
14.00 uur: optreden bij de Kamperpoortenbrug (achterzijde Maagjesbolwerk)
14.30 uur: vertrek rondvaartboot
15.00 uur: optreden bij het Pelserbrugje (naast cultuurschip Thor)
15.30 uur: vertrek rondvaartboot
16.00 uur: optreden op de Spinhuisbrug (naast Theater De Spiegel)
16.30 uur: vertrek rondvaartboot
17.00 uur: einde
‘Eigenlijk ben ik er nooit weggegaan.’ Zo luidt de slotzin van Zuidelijke Wandelweg, het eerste deel van de herinneringen van Paul Gellings aan het Amsterdam-Zuid van zijn jeugd (deel II = De zomer van Icarus). Zijn binding met de buurt bleek onverwoestbaarder dan ooit op 29 mei jl. toen hij na de begrafenis van zijn geliefde buurvrouwKäthi Rottenberg een kijkje ging nemen bij zijn oude voordeur in de Stichtstraat; een plaquette was niet veelzeggender geweest…
STICHTSTRAAT
Hoorbaar de stilte
wanneer je stappen
overgaan in regels.
Als grind dat ruist
in deze huizenhoge
zee van tegels.
Als kinderstemmen
verwaaid in de tuin
om je geboortehuis.
Of muziek verstomd
hoog op balkons
aan vestingmuren
flat genaamd.
Of als het landje
waar je speelde:
voorgoed bekleed
met steen. Waar nu
alleen nog tegels
overgaan in regels.
Op zaterdagavond 23 juni zal op verschillende podia een festival met poëzie en muziek worden gehouden bij het Haersterveer. Dichters die meedoen zijn o.a. Rodaan Al Galidi, Mariska de Groot, Trijntje Gosker, Bouke Vlierhuis, Hein van der Schoot, Theo van van de Vliet, Hedwig Selles en Paul Gellings. Er volgt nog nadere informatie over aanvangstijd en programma. Zie ook de speciale Pontpoëziewebsite.
Het handmatig bediende veer in de Vecht tussen Zwolle en Haerst is een kleinood in tijd en ruimte. In de meest lieflijk en landelijk denkbare omgeving worden er fietsers en voetgangers met plezier overgezet. Voor wie niet te beroerd is met de snelheid van zijn eigen lichaam te reizen verkort het de weg naar Genne en Hasselt of de terugweg naar Zwolle of omgekeerd. Aan beide zijden ontsluit zich hoe dan ook een ander gebied in een andere eeuw. Kortom, de perfecte locatie voor poëzie en muziek, ook nog in een midzomernacht. Voor het Bevrijdingsfestival Overijssel 2000 schreef Paul Gellings het volgende gedicht gedicht, dat hij op 23 juni ten gehore zal brengen, en dat zich afspeelt op de Vechtoever even voor het Haersterveer…
Aan de Vecht
Terwijl wij sliepen is de rivier gaan stijgen
over haar oevers heen. Het dal liep langzaam
onder, het duin werd klein en teer, de bunker
aan de voet ervan begon te zinken.Vanaf
de hoge heuveltop heeft toen ons zwijgend
huis gezien hoe snel het land verdween.
Herinnering aan lissen en aan zomeravonden
met nevelige koeien, nu overspoeld door
water: een aardedonkere nacht afkomstig
uit een klei zo ondoorgrondelijk als tijd.
Maar met het daglicht heeft ten slotte
zich de hemel op de bodem neergevlijd.
Terwijl wij sliepen veranderde de bunker
tegen monsters van vroeger en daarvoor,
tegen wapentuig en plagen, in een stenen
baken – middenin een zwanenmeer.
Als aanvulling op hun diploma biedt de Hogeschool Windesheim studenten journalistiek diverse masterclasses aan. Een daarvan zal op de avond van de 6e juni door Paul Gellings worden verzorgd. Hij zal daarbij ingaan op de stilistische factoren die een rol gespeeld hebben bij het schrijven van zijn laatste roman Verbrande Schepen, met name op de meer poëtische aspecten die zijn proza in sterke mate kenmerken. Verbrande schepen, dat alle betrokken studenten inmiddels in hun bezit hebben, zal dus bij die gelegenheid worden gebruikt als ‘schoolboek’.
Voor het eerst een fictieprijs
Voor het vierde achtereenvolgende jaar organiseerden Historisch Centrum Overijssel (HCO), de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) en Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer (SAB) de Verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar 2011. Voor de beste roman, verhalen- of dichtbundel was er een shortlist bekend. De jury voor de categorie fictie bestond uit Enno de Witt, Gees Bartels en Jan Kristen.
Een belangrijke kans maakte ook
Verbrande schepen / door Paul Gellings – roman:
hoe vind je vrienden en bekenden uit je verleden terug? Als een man in een ellendige situatie belandt, denkt hij aan zijn vroegere contacten, vrienden en gelukkige en minder gelukkige liefdes… Als altijd schildert Gellings met woorden en gooit daarbij humor en spanning volop in de strijd.
Maar de winnaar is…
Op 12 april maakte gedeputeerde Maij bekend dat de prijs (à raison van € 500) naar H.H. ter Balkt (1938) was gegaan voor zijn bundel Vliegtuigmagneet. ‘Een klein eigenzinnig meesterwerkje,” luidde het eindoordeel van de jury. Ter Balkt staat bekend om zijn dwarsheid, als een ‘boerendichter’, een maker van even grimmige als humoristische gedichten. In de jaren zestig debuteerde hij onder het veelzeggende pseudoniem Habakuk II de Balker. In 2003 ontving hij de P.C. Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre.
Directeur Gerrit Teunis van woningcorporatie Beter Wonen presenteert op 25 april aanstaande zijn nieuwe boek Spoken wonen niet in huizen bij Hedon, te Zwolle. Zijn boek is een persoonlijk verslag van zijn ervaringen in de wereld van sociale huisvesting, woningbouw en beheer, en kan gezien worden als een vervolg op zijn eerdere werk: Dromen, ambities, politiek. Daarin fileert Teunis bepaalde machtsmechanismen in de PVDA, partij waarvoor hij enige jaren in de gemeenteraad van Zwolle heeft gezeten, waar hij de nodige tegenwerking o.m. van zijn partijgenoten heeft ondervonden.
De titel van zijn nieuwe boek is ontleend aan het gedicht Spoken van Paul Gellings
spoken wonen niet in huizen
maar in hoofden
zielen wonen niet in hoofden
maar in harten
en jij en ik dan
wij wonen in ons huis
en in ons hart
wij gaan steeds
beter wonen
Gellings zal dit gedicht voorlezen tijdens de presentatie op 25 april. Hij schreef het oorspronkelijk als wandgedicht voor de ontvangsthal van Beter Wonen in Hardenberg, waar het sinds de zomer van 2011 is te zien.
Eerder schreef hij ter gelegenheid van de opening van het nieuwe kantoor van de corporatie in 2007 een bundel gedichten over het Vechtdal: Uitzicht om in te wonen, en ter ere van het negentarigjarig bestaan van BW de novelle Manchester. Dit verhaal (zie ook onder ‘romans’ op deze site) is voor de Britse relaties van Beter Wonen tevens in het Engels vertaald. Het gaat over een moord die, gepleegd in het Vechtdal, uiteindelijk in Manchester wordt opgelost. Gellings ervaart de projecten die hij op uitnodiging van Gerrit Teunis mag uitvoeren als zeer inspirerend en wenst hem veel succes met zijn nieuwe boek Spoken wonen niet in huizen.
Begin februari jl. is het gedicht De Peperbus spreekt van Paul Gellings (zie ook ‘Dichtwerk‘) gegraveerd in een roestvrij stalen plaquette aangebracht in het voorportaal van de Onze Lieve Vrouwebasiliek te Zwolle. Het gaat om het tweede gedicht dat Gellings schreef in zijn stadsdichtersperiode van 2005 tot 2007. Hij las het voor bij de heropening van de toren in de lente van 2005. Het is opgedragen aan stadsbeiaardier Leon van der Eijk die bij dezelfde gelegenheid afscheid nam.
Voor het derde achtereenvolgende jaar haalde dichtwerk van mijn hand – uit meer dan 10000 inzendingen – de top 100 van Turings Nationale Gedichtenwedstrijd, en vond zo zijn weg naar de bloemlezing De Toverhazelaar (Uitg. Augustus, 2012). Het gaat om: Spoken van Rembrandt, Kairos en Verborgen kamers. Laatstgenoemd gedicht, dat me heel dierbaar is, staat hieronder afgedrukt.
VERBORGEN KAMERS
Ik hou van pleintjes onder bladerdaken
naamloos en driehoekig uit een straat geknipt
je loopt er zo voorbij, alleen ik niet
altijd schemerig en louter bewoond
door geesten en hun flessen in
een walm van pis en slechte wijn
misschien zijn het wel wormgaten
naar de hel en is dat wat me zo
aantrekt: als toerist op doorreis
in het duister en dan gauw terug naar huis
met toch onveranderlijk een diep verlangen
naar deze pleintjes onder bladerdaken
waar nog altijd iets als uit een ander leven
in verborgen kamers lijkt te wachten
Voor het eerst een fictieprijs
Voor het vierde achtereenvolgende jaar organiseren Historisch Centrum Overijssel (HCO), de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) en Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer (SAB) de Verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar. Nieuw dit jaar is de categorie ‘fictie’. Voor de beste roman, verhalen- of dichtbundel is nu de shortlist bekend. De jury voor deze categorie bestaat uit Enno de Witt (journalist; voorzitter), Gees Bartels (kunstvrouw van het jaar 2011) en Jan Kristen (oud-gedeputeerde cultuur). Uit een aanbod van bijna 200 boeken op het gebied van cultuur, geschiedenis en taal koos een andere vijfkoppige jury tien titels voor de ‘shortlist non-fictie’. Deze jury bestaat uit Lamberthe de Jong (historica; voorzitter), Marion Groenewoud (kunsthistorica, journalist), Gerard Lage Venterink (historicus, journalist), Ben Siemerink (journalist) en Frank Inklaar (docent Open Universiteit).
En de genomineerden in de categorie fictie zijn….
Verbrande schepen / door Paul Gellings – roman: hoe vind je vrienden en bekenden uit je verleden terug? Als een man in een ellendige situatie belandt, denkt hij aan zijn vroegere contacten, vrienden en gelukkige en minder gelukkige liefdes… Als altijd schildert Gellings met woorden en gooit daarbij humor en spanning volop in de strijd.
Buiten de tijd / door Hanneke van Schooten – poezie: gedichten die zijn geïnspireerd op de jarenlange vriendschap met de schrijver Willem Brakman
Vliegtuigmagneet / door H.H. ter Balkt – poezie: een soort onheilspoëzie, maar steeds vitaal en nooit somber met veel verwijzingen naar geheimzinnige gebeurtenissen.
De vuurwerkramp van Harmen Saliger / door Peter de Zwaan – thriller: op de dag dat zich in Enschede de vuurwerkramp voltrekt, besluit ondernemer Harmen Saliger zijn koffers te pakken en te verdwijnen. Spannende thriller gebaseerd op een waargebeurd feit.
De imker / door Jacob Vis – thriller: thriller over een rijke bankiersfamilie en commissaris Ben van Arkel uit IJsselmonde (Kampen).
En de winnaar is…..
Op 12 april maakt gedeputeerde Maij bekend welke boeken de titel dit jaar in de wacht slepen. Doel van de verkiezing van het Overijssels boek van het jaar is promotie van publicaties met betrekking tot de geschiedenis van Overijssel en het genereren van aandacht en betrokkenheid voor het eigene en bijzondere van de cultuur en historie van Overijssel. Van alle genomineerde boeken is binnenkort een overzicht te vinden op www.overijsselsboekvanhetjaar.nl.
De schrijver en dichter Paul Gellings is onderscheiden voor de manier waarop hij de afgelopen veertig jaar de Franse taal en cultuur voor het voetlicht heeft gebracht. De in Zwolle woonachtige docent Frans heeft onder meer gedichten van Rutger Kopland in het Frans vertaald en gepubliceerd.
Verder schreef hij een wetenschappelijk werk over de Franse schrijver Patrick Modiano, waarop hij in 1999 in Leiden promoveerde en waarvan in 2000 een Franse handelseditie verscheen. Ook kwam zijn eerste roman Witte Paarden (Motel Belmonde) uit bij de Parijse uitgeverij Denoël. Daarnaast is Gellings adviseur Nederlandse literatuur van uitgeverij Gallimard en publiceert hij regelmatig gedichten, artikelen en vertalingen in Franse tijdschriften.
De onderscheiding wordt in Frankrijk jaarlijks wel 10.000 keer toegekend, maar bijna nooit aan een buitenlander. In Nederland werd eerder Prins Bernhard onderscheiden in de Orde der Academische Palmen. Gellings is ridder, Prins Bernhard was commandeur.
Paul Gellings stapte in 2010 over naar Uitgeverij Passage met de bedoeling om daar elk jaar een literair werk te publiceren. In 2010 was dat de roman De zomer van Icarus. Eind vorig jaar verscheen Verbrande schepen, een broeierige roman over de ongemakken van vriendschappen. Nieuw werk is in voorbereiding.
Beluister het interview dat Paul Gellings had met de VRPO n.a.v. zijn onderscheiding